Klinische Farmacologie en Toxicologie

Op het laboratorium Klinische Farmacologie & Toxicologie worden diverse bepalingen en onderzoeken uitgevoerd. Wij bepalen o.a. geneesmiddelconcentraties in bloed (Therapeutic Drug Monitoring) in het kader van effectieve behandeling met geneesmiddelen of bij overdoseringen. Voor externe klanten voeren wij arbeidstoxicologische bepalingen uit en we houden ons bezig met alcohol- en drugsonderzoek.
KFT 220217 Maastadlab 16

Therapeutic Drug Monitoring (TDM) & Toxicologie

TDM (Therapeutic Drug Monitoring) richt zich op het bepalen van geneesmiddelconcentraties in het bloed. Hiervoor worden verschillende chromatografische analysetechnieken gebruikt, zoals GC (gaschromatografie), HPLC (High Performance Liquid Chromatografie), GC/MS en LC/MS (gaschromatografie of vloeistof chromatografie gekoppeld aan massaspectrometrie).

Criteria voor het uitvoeren van TDM zijn:

  • Nauw therapeutisch venster.
  • Vastgestelde relatie tussen plasmaconcentratie en farmacologisch effect.
  • De uitslag van de bepaling is van invloed op het klinisch beleid.
  • Geneesmiddeldosering kan niet worden geoptimaliseerd aan de hand van klinische observatie.
  • Controleren van therapietrouw.

Hoe weet mijn arts welke dosering voor mij de juiste is?

Bekijk hier de video

Wat zijn de mogelijkheden?

    Arbeidstoxicologie

    De afdeling Klinische Farmacologie & Toxicologie voert arbeidstoxicologische bepalingen uit in opdracht van externe klanten zoals arbodiensten, milieuadviesbureaus en petrochemische bedrijven. Onder arbeidstoxicologie valt biologische monitoring. Dit betreft onderzoek naar de aanwezigheid van schadelijke stoffen (zware metalen, zoals bijvoorbeeld lood) in het bloed en/of urine van medewerkers. Voor de arbeidstoxicologische analyses wordt gebruik gemaakt van GC (gaschromatografie), HPLC (High Performance Liquid Chromatografie) en GF-AAS (Atomaire Absorptie Spectrometrie).

    Lees meer

    Voor meer informatie, neem contact met ons op.

    KFT 220217 Maastadlab 48
    KFT 211111 Maasstad Ziekenhuis 192copy

    Farmacogenetica

    Farmacogenetica speelt een steeds grotere rol binnen de behandeling van de patiënt. Het is mogelijk om bij ons een farmacogenetisch panel te laten bepalen. Binnen dit panel worden de meest relevante genen bepaald. Op dit moment kunnen we de drie belangrijkste genen voor oncologie en ziekte van Crohn en colitis ulcerosa meten met ons farmacogenetisch panel (UGT1A1, DPYD en TPMT). Op een later moment volgen er meer genen die van belang zijn voor het juist gebruik van geneesmiddelen.

    Lees meer

    Geneesmiddelen worden in het lichaam gemetaboliseerd door enzymen die fase I (oxidatieve) of fase II (conjugatie) reacties katalyseren. De cytochroom P450 (CYP) familie maakt onderdeel uit van de fase I enzymen en bestaat uit verscheidene subfamilies. Ieder enzym heeft zijn eigen substraat specificiteit.

    CYP2D6, CYP2C9, CYP2C19 en CYP3A4/5 zijn klinisch de belangrijkste enzymen, aangezien deze betrokken zijn bij het metabolisme van 70% van alle geneesmiddelen. Naast het cytochroom P450 systeem spelen ook de UDP-glucuronosyltransferases (o.a. UGT1A1) en methyltransferases (TMPT) een rol bij het metabolisme van geneesmiddelen. De CYP genen kunnen we nu los analyseren. Later zullen deze en nog andere genen toegevoegd worden aan ons farmacogenetisch panel.

    Er bestaan verschillen tussen mensen in hun aangeboren capaciteit om geneesmiddelen om te zetten. De aanwezigheid van variantallelen van geneesmiddelmetaboliserende enzymen zorgen ervoor dat bepaalde patiënten een lagere, of juist een hogere omzettingssnelheid hebben voor bepaalde geneesmiddelen. De meeste van deze variantallelen zijn op te sporen door onderzoek naar genetische polymorfismen of SNPs (single nucleotide polymorphisms): DNA varianten die in >1% van de bevolking voorkomen.

    Wanneer overdosering (toxiciteit) of onderdosering (effectiviteit) ernstige gevolgen heeft voor de patiënt, kan screening op relevante genetische polymorfismen ter voorspelling van geneesmiddelmetabolisme een waardevolle benadering zijn. Anderzijds kan bij probleemgevallen (patiënten die bij een standaarddosering ongewoon hoge of lage plasmaspiegels hebben) een genetische oorzaak worden aangetoond of uitgesloten.

    Voor een compleet overzicht van het farmacogenetisch panel, kunt u hier terecht.

    Heeft u interesse in het uitvoeren van farmacogenetisch onderzoek of heeft u andere vragen? U kunt contact opnemen met mevr. Dr. T.M. Bosch (ziekenhuisapotheker – klinisch farmacoloog).

    Mijn DNAmedicatiepas
    De gegevens uit de DNA-analyse (farmacogenetica-panel) van een patiënt kunnen via een versleutelde QR-code op een DNAmedicatiepas gezet.
    Huisartsen, specialisten en apothekers kunnen met dit advies de juiste medicatie op maat voorschrijven en afleveren. Meer weten over de DNAmedicatiepas? Hier vindt u uitgebreide informatie: Mijn DNAmedicatiepas.

    Hoe weet de arts of een bepaald medicijn bij mij werkt of niet? 

    Alcohol & drugsonderzoek

    In het kader van behandeling, diagnostiek of controle kan een drugsscreening nodig zijn. Wij zijn actief op het gebied van drugsscreeningen voor verschillende instellingen en bedrijven in Nederland. Controle op drugs gebeurt met name in urine en bloed en kan daarnaast binnenkort ook in speeksel plaatsvinden.

    drugsscreening maasstadlab 1
    KFT 211111 Maasstad Ziekenhuis 188copy

    Work place drugs testing (WPDT)

    Wij kunnen assisteren bij Work Place Drug Testing. Wij hebben hier jarenlange ervaring mee en bieden een uitgebreide (offshore) dienstverlening aan.

    Neem contact met ons op voor meer informatie.

    Hulp nodig?

    Heeft u interesse in één van onze diensten, of kunt u op de website niet de informatie vinden die u nodig heeft? Neem dan gerust contact met ons op, wij helpen u graag verder.

    Maasstad Ziekenhuis hulp nodig 211111 32

    FAQ

    Hoe kan ik een urine controle (UC) goed aflezen?

    Het aflezen van een UC verschilt per merk en type. Wij kunnen per klant niet aangeven hoe een UC afgelezen moet worden, omdat we niet weten welke UC types er allemaal in gebruik zijn.

    Zijn er factoren die een urine controle (UC) kunnen beïnvloeden?

    Urine drugsscreening kan vooral beïnvloedt worden door verdunning van het monster (al dan niet opzettelijk). Hiervoor meten we ook altijd het kreatinine gehalte in de urine. Voor verdere uitleg zie hieronder.

    Wat is kreatinine precies?

    Bij alle drugsscreeningen wordt ook een kreatinine bepaling uitgevoerd. Het resultaat van deze bepaling wordt op de rapportage vermeld. Hieronder staat de betekenis van de kreatinine concentratie uitgelegd.

    Kreatinine is een stof die vrijkomt bij spieractiviteit. Kreatinine is hiermee een afvalproduct dat via de nieren in de urine wordt uitgescheiden. Kreatinine komt dan ook altijd bij ieder mens in de urine voor. Het niet aanwezig zijn van kreatinine in een monsters is voor ons een aanwijzing dat er geen urine is ingeleverd, maar iets anders. Bij een lage kreatinine concentratie in de urine is er mogelijk sprake van verdunde urine. De kreatinine concentratie is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid vocht die er is ingenomen. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat de uitscheiding van kreatinine vrijwel constant is, met een lichte verhoging bij de eerste ochtendurine. Daar kreatinine een afvalproduct van de spieren is, is de concentratie in de urine ook afhankelijk van leeftijd, geslacht en lichaamsbouw. Zo kan het voorkomen dat de urine van mensen met weinig spierweefsel een relatief lage kreatinine concentratie vertoont.

    Aan de hand van diverse onderzoeken en de richtlijnen van de EWDTS/SAMSHA hanteren wij bij het MaasstadLab de volgende grenzen:

    “De kreatinine concentratie van urine is kleiner dan 2,0 mmol/L; De integriteit van het urinemonster is twijfelachtig.”

    De urine kan namelijk zover verdund zijn dat eventueel aanwezige drugs zover meeverdund kunnen zijn dat de concentratie hiervan onder de afkapwaarde is gekomen. De verdunning kan bijvoorbeeld veroorzaakt zijn door veel extra vochtinname (al dan niet opzettelijk) of door het toevoegen van water aan het reeds geproduceerde monster.

    Bij onderzoeken uitgevoerd in de Verenigde Staten, is gebleken dat in monsters waarvan vermoed werd dat deze verdund waren, vaker drugs werd aangetroffen dan in monsters die niet verdund waren! Dit geeft aan dat de urinemonsters waarschijnlijk met opzet verdund zijn om gebruik te maskeren.

    “De kreatinine concentratie is kleiner dan 0,2 mmol/L; Het monster is zeer waarschijnlijk geen urine.”

    In de meeste gevallen hebben we te maken met water. Ook wanneer bijvoorbeeld appelsap is ingeleverd zal de concentratie kreatinine < 0,2 mmol/L zijn.

    Rekening houdend met bovenstaande is het dan ook belangrijk dat u de afnametijd op het aanvraagformulier noteert.

    Cannabis/kreatinine ratio
    Cannabis is een stof die lang in de urine aantoonbaar is. Nadat het gebruik gestopt is kan in de daarop volgende weken de concentratie cannabis variëren.

    In sommige gevallen is zelfs een stijging in cannabis concentratie waarneembaar, zonder dat er van bijgebruik sprake is. De variatie in de cannabis concentratie wordt veelal veroorzaakt door variatie in vochtinname en daarmee de variatie in de geproduceerde hoeveelheid urine. Voor deze vochtinname kunnen we corrigeren door de kreatinine concentratie te meten. Kreatinine wordt redelijk constant uitgescheiden en zal ongeveer evenveel invloed ondervinden van variatie in vochtinname als de uitscheiding van cannabis.

    Hieronder is een voorbeeld weergegeven van de variatie van de cannabis concentratie en de correctie m.b.v. de cannabis/kreatinine ratio. Deze ratio is een maat voor de afname/toename van de cannabis concentratie.

    faq afb 1

    faq afb 2

    In de tabel en de grafiek zien we op dag 11 een stijging van de cannabis concentratie. Echter ook de kreatinine concentratie is hoger dan de voorgaande dagen. Door berekening van de cannabis/kreatinine ratio kunnen we concluderen dat er ondanks de stijging van de cannabis concentratie geen bijgebruik is daar de ratio daalt. Hetzelfde geldt voor dag 27. Ook hier stijgt de cannabis concentratie maar daalt de ratio of blijft deze vrijwel gelijk. Op dag 21 echter zien we een stijging van de cannabis concentratie terwijl de kreatinine concentratie normaal is. Berekening van de cannabis/kreatinine ratio leert ons dat deze toeneemt van 4,3 naar 11,8. Er mag hier dan ook geconcludeerd worden dat er sprake is van opnieuw gebruik van cannabis.

    Wanneer heeft een cliënt weinig gebruikt en wanneer heeft een cliënt veel gebruikt? (wanneer is iets boven de norm en wat zegt dit over de hoeveelheid/dosering van de middelen die tot zich zijn genomen?)

    Het is niet mogelijk iets te zeggen over veel of weinig gebruik indien de innametijd en de dosis niet bekend zijn. Deze twee zaken staan namelijk in verband met elkaar. Als je bijvoorbeeld heel veel hebt gebruikt is het ook langer aantoonbaar en is de concentratie die je vindt ook afhankelijk van het tijdstip waarop je het monster hebt afgenomen ten opzichte van het tijdstip van gebruik. Dit geldt natuurlijk dan ook bij minder gebruik als ook frequent gebruik.

    Waar kan ik terecht voor het aanvragen van tegenonderzoek NFI?

    Voor het aanvragen van tegenonderzoeken van het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) kunt u mailen naar: administratiemaasstadlab@maasstadziekenhuis.nl.

    Wij streven ernaar uw mail binnen twee werkdagen te beantwoorden. Om de afhandeling correct en efficiënt te laten verlopen, worden tegenonderzoeken uitsluitend per mail behandeld en niet telefonisch.

    Voor verdere vragen kunt u terecht op de pagina: Wat kan ik doen als ik het niet eens ben met de uitslag van een ademanalyse of bloedonderzoek na een geweldsdelict?

    Labdiagnostiek is onderdeel van

    Maasstad
    VWB
    SMC